Column: Hyperinflatie?

Econoom Milton Friedman (1912-2006) zei ooit dat inflatie altijd en overal een monetair fenomeen is. Groeit de geldhoeveelheid sneller dan het aanbod van goederen en diensten, dan leidt dat op den duur tot hogere prijzen. Centrale banken kunnen de inflatie onder controle houden door de groei van de geldhoeveelheid te reguleren. Neemt de geldhoeveelheid te snel toe, dan moeten centrale banken de rente verhogen om de geldgroei af te remmen. Stagneert de kredietverlening als gevolg van een economische crisis, dan kunnen centrale banken stimuleren door de rente te verlagen.

Friedman legt in deze video in twee minuten de relatie tussen geldgroei en inflatie uit. Hij verwijst naar de situatie in Japan in de jaren zeventig, waar een snelle stijging van de geldhoeveelheid werd gevolgd door oplopende inflatie. Omdat het enige tijd duurde voordat de prijzen zich hadden aangepast aan de stijgende geldhoeveelheid grepen de autoriteiten pas laat in. Japan wist de geldgroei af te remmen, maar daarna duurde het nog twee jaar voor de inflatie onder controle was.

Door de vertraging tussen geldgroei en prijsontwikkeling kunnen we inflatie volgens Friedman goed te vergelijken met alcoholisme. Of je nou begint met drinken of met het bijdrukken van geld, in beide gevallen komen de gunstige effecten eerst. De negatieve bijwerkingen komen pas later, waardoor je geneigd bent om te lang door te gaan. Als je stopt met geld bijdrukken (of drinken) gebeurt het omgekeerde. De negatieve effecten komen dan eerst, waardoor het moeilijk is om te stoppen.

Waar blijft die inflatie?

Als we met deze kennis naar de huidige economische situatie kijken, dan ziet het er allemaal niet best uit. Sinds de uitbraak van het coronavirus hebben centrale banken de spreekwoordelijke geldkraan wagenwijd opengezet. Hieronder ziet u de ontwikkeling van de geldhoeveelheid in de Verenigde Staten over de afgelopen zestig jaar. Helemaal rechts ziet u het effect van de coronacrisis. De geldhoeveelheid neemt nu bijna exponentieel toe.

Geldhoeveelheid in de VS neemt exponentieel toe

Fiscale stimulering

Dit hoeft niet direct tot inflatie te leiden, omdat de omloopsnelheid van het geld ook een belangrijke rol speelt. En die is de afgelopen jaren alleen maar verder gedaald, omdat overheden na de kredietcrisis van 2008 de nadruk legden op bezuinigen. Ook zijn consumenten sindsdien meer gaan sparen, waardoor de inflatie minder hoog werd dan gevreesd.

De prijzen zijn de afgelopen tien jaar alsnog flink gestegen, maar de angst voor hyperinflatie bleek ongegrond. De grootschalige stimuleringsprogramma’s van centrale banken in reactie op de kredietcrisis van 2008 waren vooral bedoeld om de bankensector te ondersteunen en de kredietverlening weer op gang te brengen. De overheidsuitgaven namen weliswaar toe, maar dat was slechts van korte duur. Toen de economie in 2009 uit het dal klom volgden overheden een strakker begrotingsbeleid.

Coronacrisis

Vergelijk dat eens met de huidige situatie. Volgens berekeningen van McKinsey hebben landen in de eerste twee maanden na de coronacrisis in totaal $10 biljoen aan fiscale stimulering aangekondigd, drie keer zoveel als in reactie op de kredietcrisis van 2008. En daarmee zijn we er nog niet, want door een toename in coronabesmettingen nemen veel landen opnieuw maatregelen die de economie hard zullen treffen.

Dat betekent dat overheden zich nog dieper in de schulden steken om de economie draaiende te houden. Hieronder ziet u de impact van de coronacrisis op overheidsfinanciën van de Verenigde Staten. Terwijl de overheidsuitgaven exploderen nemen de belastinginkomsten door lockdown maatregelen juist af.

Coronacrisis slaat overheidsfinanciën uit het lood

Hyperinflatie?

Monetaire stimulering in combinatie met fiscale stimulering is zeer een gevaarlijke cocktail. De geschiedenis leert ons dat de situatie snel uit de hand kan lopen wanneer centrale banken de tekorten van overheden gaan financieren. Zo ver zijn we nog niet, maar door de coronacrisis is dat scenario wel een paar stappen dichterbij gekomen.

Om een beeld te schetsen: sinds begin dit jaar heeft de Federal Reserve voor $2 biljoen aan staatsobligaties opgekocht, terwijl het Amerikaanse begrotingstekort dit jaar naar schatting net boven de $3 biljoen uitkomt. Dat betekent dat de centrale bank indirect al twee derde van het begrotingstekort van dit jaar op haar balans heeft gezet.

Van monetaire financiering is nog geen sprake, omdat de Federal Reserve alleen obligaties koopt via de secundaire markt. Tegelijkertijd ziet het er ook niet naar uit dat de centrale bank snel zal stoppen met het opkopen van staatsleningen. Laat staan dat ze haar balans zal afbouwen, een experiment dat in september 2019 eindigde met een crisis op de repomarkt.

Het gevaar bestaat dat overheden door de lage rente denken dat ze onbeperkt en zonder gevolgen kunnen blijven lenen. Dat is een gevaarlijke aanname, zeker als tegelijkertijd de economie wordt stilgelegd met strenge lockdown maatregelen. De massa zou dan wel eens het vertrouwen in de kredietwaardigheid van landen kunnen verliezen. Dan volgt een vlucht naar hard assets en edelmetalen, iets wat de afgelopen honderd jaar al vaker is gebeurd. Het is te hopen dat het niet zo ver komt.

Deze column verscheen eerder op Goudstandaard

‘Geld is een belofte die verbroken kan worden’

Vorig jaar werd ik geïnterviewd door Lenneke Arts en Joost van Kuppeveld van het Financieel Dagblad. Dat interview werd eind oktober 2016 gepubliceerd in een uitgebreid artikel over goud, waarvoor ook goudkenners als Jan Nieuwenhuijs (Koos Jansen), Sander Boon en Aerdt Houben (DNB) geïnterviewd werden.

Het interview met Aerdt Houben, directeur Financiële Markten van De Nederlandsche Bank, werd een dag eerder al gepubliceerd op de website van het Financieel Dagblad. Dat stelde mij in de gelegenheid een uitgebreide reactie te plaatsen op Marketupdate. Hieronder mijn interview dat vandaag verschenen is in het Financieel Dagblad. De andere interviews staan in de zaterdageditie van de krant en op de website van het FD.

‘Geld is een belofte die verbroken kan worden’

‘Ik studeerde bedrijfskunde, een studie vol modellen en theorieën die uitgingen van een bepaald fundament: het geldsysteem. Maar ik had geen flauw benul van de werking van geld, de bank, goud. Toen het systeem in 2008 vervolgens niet zo stabiel bleek als we dachten, ben ik me gaan verdiepen in geld en enthousiast geworden over goud. In eerste instantie door de vele stukken die ik las van bronnen als Willem Middelkoop (bekend als de ultieme ‘goudgelovige’, red.). Daarna ben ik me verder gaan verdiepen en heb ik andere bronnen gevonden.

Een jaar later heb ik de stap gezet: ik haalde al mijn spaargeld van de bank en kocht er gouden muntjes van. Omdat goud bij uitstek iets is wat je kunt vertrouwen. Je hebt geen “tegenpartijrisico”. Je kunt het namelijk gewoon vasthouden en aan de hand van verschillende kenmerken testen of het echt is. Bij papiergeld heb je te maken met een centrale bank en een overheid. Die hebben een bepaalde mening over het geld en kunnen een munt devalueren.

Daardoor is geld een belofte, een contract. Maar dat contract is niet altijd even goed. Overheden van landen als Griekenland, Italië en Spanje hebben in het verleden dat soort beloftes verbroken en de waarde van het geld uitgehold.

Dat wantrouwen jegens het systeem is wat mensen richting goud drijft. Zij zeggen: “Ik vertrouw het niet meer met die centrale banken die geld bijdrukken en de rente verlagen, dus ik wil gewoon uit dat systeem stappen en mijn spaargeld in eigen hand houden: fysiek goud kopen.” Goud is altijd van jou.

Door er veel over te schrijven wil ik mensen de ogen openen. Het heeft ook met verantwoordelijkheidsgevoel te maken. Het gaat niet goed, en daarover wil ik familieleden en andere mensen informeren. Uitleggen hoe het geldsysteem werkt, hoe banken werken. Vrienden begrijpen mijn keuze voor goud wel; zij zitten ook een beetje in goud. Niet zoveel als ik, maar ze geloven wel dat het een bepaalde plek verdient binnen je vermogen. Ook als je niet zoveel hebt.’

Bron: Financieel Dagblad, 29 oktober 2016

Wat het Yap eiland ons leert over geld

In deze column wil ik het graag even hebben over Yap, het eiland in de Pacifische Oceaan dat onderdeel uitmaakt van Micronesië en waar iets meer dan 11 duizend mensen wonen. Ik had zelf nog niet eerder van dit eiland gehoord, maar er zit een interessant verhaal aan vast dat ik graag wil delen.

Rai stenen

In het verleden werden op het eiland Yap stenen gebruikt als vorm van geld. Dat waren niet zomaar stenen, maar een soort ronde schijven met een gat erin. Meestal waren ze maar een paar centimeter groot, maar er zijn ook exemplaren te vinden die meer dan een meter groot zijn en met mensenhanden bijna niet te verplaatsen zijn. De grootste Rai stenen zijn 3,6 meter in doorsnee, een halve meter in dikte en wegen pakweg 4.000 kilogram.

De stenen werden op andere eilanden uitgehakt en per boot getransporteerd naar Yap, waardoor het aanbod relatief beperkt was. Vooral de grote stenen waren zeldzaam en waren door hun gewicht amper te verplaatsen. Het gat in het midden van de steen maakte het mogelijk om ze verplaatsen. Men stak er een houten paal doorheen om het transport gemakkelijker te maken. Het uithakken en transporteren van de stenen was een lastig karwei, waarbij soms ook slachtoffers vielen.

De Rai stenen waren moeilijk te transporteren en lagen daarom vaak op dezelfde plek

Geld

De Rai stenen waren niet zomaar een decoratie op het eiland, ze vervulden voor de lokale bevolking de functie van geld. De waarde van de stenen werd bepaald door de omvang en door de historie van de steen. Als een steen een bijzonder verhaal had verhoogde dat de waarde voor de inwoners van Yap.

De grotere stenen lagen her en der verspreid over het eiland, maar hadden altijd een eigenaar. Iedereen wist welke steen aan wie toebehoorde, een soort boekhoudkundig systeem dat werd bijgehouden in de hoofden van de kleine populatie van Yap. Men vertelde aan elkaar door welke steen van wie was en dat was een soort overeenkomst waar iedereen zich aan hield. Het vertrouwen tussen de eilandbewoners was zelfs zo groot dat men de stenen niet eens meer verplaatste wanneer het eigendom verwisselde. De nieuwe eigenaar liet de steen gewoon liggen op de plek waar deze al lag en de bevolking gaf onderling aan elkaar door dat er een transactie had plaatsgevonden en dat de steen een nieuwe eigenaar had.

Boekhouding

Het verhaal van de Rai stenen leert ons dat geld in essentie een boekhoudkundig systeem is. Omdat de samenleving zeer klein en overzichtelijk was konden de eilandbewoners van Yap onthouden welke steen van wie was. En omdat iedereen wist wie de eigenaar was van elke steen was het voor kwaadwillende niet lucratief om er één buit te maken. Je zat immers vast op een eiland waar iedereen wist wie de rechtmatige eigenaar van de steen was. Ook had het weinig zin om een steen op een boot te laden en ermee naar een ander eiland te varen, omdat daar geen waarde aan de ronde stenen werd toegekend.

Het verhaal van de Rai stenen op Yap geeft ons veel inzicht in de manier waarop geld werkt. De grote stenen waren op zichzelf nutteloos, maar bleken erg handig in het bijhouden van het vermogen van de eilandbewoners. Het aanbod van stenen op het eiland groeide heel langzaam en het was niet mogelijk de stenen te vervalsen. Deze vorm van stabiliteit gaf vertrouwen in de waardevastheid van de steen, in de zin dat ook de andere eilandbewoners waarde toekenden aan het bezit ervan.

Voor bijzondere gelegenheden worden de Rai stenen echter nog steeds gebruikt. Het is niet duidelijk hoe lang de Rai stenen als primair betaalmiddel functioneerden. Het gebruik ervan stopte aan het begin van de twintigste eeuw. De Duitsers en Spanjaarden vochten toen in de regio een handelsoorlog uit, waardoor het mijnen van de ronde stenen onmogelijk werd gemaakt.

Papiergeld

De waarde van de transactie zit in de goederen en diensten die koper en verkoper uitwisselden. De Rai steen was slechts een manier om de boekhouding bij te werken.Veel later kwam er een veel efficiënter middel in omloop om deze boekhouding van de samenleving bij te houden: papiergeld. Vandaag de dag gebruikt de bevolking van Yap de Amerikaanse dollar als geld in het dagelijkse betalingsverkeer.

Het papiergeld van nu werkt eigenlijk op dezelfde manier als de Rai stenen uit het verleden. Beide instrumenten hebben vrijwel geen intrinsieke waarde, maar functioneren uitstekend als middel om het economische verkeer in de samenleving bij te houden. Hoewel het systeem met de Rai stenen goed functioneerde voor een eiland met een paar duizend inwoners was het volkomen ongeschikt voor een veel grotere samenleving. Het zou dan onmogelijk worden om alle transacties goed bij te houden. De oplossing werd elders in de wereld gevonden in de vorm van papiergeld. Papiergeld was in het begin nog een belofte op goud, maar de meer recente geschiedenis heeft ons geleerd dat geld ook goed kan functioneren zonder die koppeling aan goud. Anno 2014 gebruikt ieder land in de wereld fiat geld, dat uitgegeven wordt door een overheid.

De massa zal ieder instrument zonder intrinsieke waarde accepteren (stenen, papier, giraal geld, bitcoins), zo lang men er vrijwel zeker van is dat het instrument gebruikt kan worden om een product of dienst af te nemen die voor de koper waarde heeft. Of het nou Rai stenen uit het verre verleden zijn of papiergeld en giraal geld van de 21e eeuw, de waarde wordt niet ontleend aan het transactiemiddel zelf. In de basis is het vertrouwen de doorslaggevende factor, omdat dat de meest vruchtbare bodem vormt voor economische activiteit.

Goud

Het verhaal van de Rai stenen toont ook veel overeenkomsten met goud. Zoals de eilandbewoners van Yap hun leven riskeerden met het uithakken en transporteren van zware stenen, zo riskeerde mensen in andere delen van de wereld hun leven door de mijnen in te gaan voor het goud. Net als de Rai stenen heeft ook het goud vrijwel geen economische waarde, omdat het bijna nergens nuttig voor gebruikt kan worden. Voor de meeste toepassingen van goud bestaan immers andere metalen die veel goedkoper zijn dan goud.

De grootste stenen op het eiland Yap werden vrijwel nooit verplaatst. Ook daar is een parallel te trekken met goud, want de grootste goudreserves liggen ook al tientallen of zelfs honderden jaren in dezelfde kluis, terwijl het goud in de tussentijd verschillende keren van eigenaar wisselde.

Inflatie

Zo nutteloos als Rai stenen en goud zijn in het vervullen van menselijke behoeften, zo nuttig bleken beide instrumenten in het bijhouden van economische transacties. Voor de Rai stenen liep het slecht af, want door de komst van beter gereedschap werd het op een gegeven moment heel erg makkelijk om nep-Rai stenen te produceren.

In dat opzicht staat fysiek goud nog steeds op eenzame hoogte. Het is nog niemand gelukt om goud na te maken, al heeft de mensheid een goede poging gedaan met het opbouwen van een markt voor ‘papiergoud’. Hoewel het aanbod van fysiek goud in de wereld vast staat is dat niet het geval voor het aanbod van papieren claims op goud.

De Rai steen als boekhoudkundig systeem

Bron: Marketupdate

Waarom de euro een stabiele munt is

Hoe is het mogelijk dat de euro ondanks alle problemen in de zuidelijke landen nog steeds opvallend stabiel is ten opzichte van de Amerikaanse dollar? En hoe kan het dat steeds meer landen zich de afgelopen jaren bij de muntunie hebben aangesloten?

Op die vragen blijven de eurosceptici vaak een antwoord schuldig. Misschien dat het antwoord op deze vraag vanzelf duidelijk wordt als je de fundamenten van de euro bestudeert, want daarin schuilt misschien wel de verklaring waarom de euro nog steeds niet gevallen is.

In 2002 zei de toenmalig ECB-president Wim Duisenberg (1935-2005) dat de euro de eerste valuta ter wereld is die niet gekoppeld is aan goud en ook niet aan de natiestaat. Waarom zijn deze eigenschappen voor een munt eigenlijk zo belangrijk?

Euro ontkoppeld van goud

Het feit dat de euro niet gekoppeld is aan goud betekent dat het vertrouwen in de euro niet gebroken kan worden door een run op de goudvoorraad, want de munt is simpelweg niet bij de centrale bank inwisselbaar voor goud. Een run op het Amerikaanse goud zoals in het Bretton Woods systeem is met de euro dus niet mogelijk.

Wil je euro’s inwisselen voor goud, dan kan dat op de vrije markt tegen een prijs die door vraag en aanbod tot stand komt. Dat is ook de reden dat de goudreserves van het Eurosysteem tegen de actuele marktprijs op de balans van de ECB staan. Waarom is dat belangrijk?

Stel je een scenario voor waarbij de centrale bank haar munt tegen een vaste koers koppelt aan goud. Neemt de geldhoeveelheid toe zonder dat er meer goud aan de kluis wordt toegevoegd, dan daalt de ‘dekkingsgraad’ in goud. Zo kan een centrale bank veel meer geld in omloop brengen dan wat ze feitelijk aan goud heeft liggen. En aangezien de geldhoeveelheid van nature de neiging heeft om te groeien komt er vanzelf een moment waarop het vertrouwen in de inwisselbaarheid van goud getest gaat worden.

Dit zagen we bijvoorbeeld in de loop van de jaren zestig in het Bretton Woods systeem, toen verschillende Europese landen op grote schaal dollars omwisselden voor goud. Om de belofte van een troy ounce goud tegen $35 per troy ounce te kunnen verdedigen moest de Amerikaanse centrale bank voortdurend goud op de markt brengen. Nadat 2/3 deel van de totale Amerikaanse goudvoorraad uit de kluis verdwenen was kon Nixon eigenlijk niets anders doen dan de inwisselbaarheid van de dollar opgeven.

Een centrale bank die zijn munt aan goud koppelt moet bereid zijn deze koppeling te verdedigen door voortdurend goud te verkopen. Bij een stijging van de goudprijs moet de centrale bank goud verkopen en daalt dus de waarde van de goudvoorraad als percentage van de totale reserves.

De stijging van de goudprijs maakt de balans van de ECB sterker

Precies het omgekeerde gebeurt bij een centrale bank die haar munt niet koppelt aan goud. Mocht er om wat voor reden dan ook een run op goud ontstaan, dan stijgt de goudprijs en stijgt ook de totale waarde van het goud op de balans van de centrale bank. De ‘dekkingsgraad’ van de euro wordt dus alleen maar beter bij een stijging van de goudprijs, terwijl de ‘dekkingsgraad’ van een dollar in dat geval juist slechter wordt.

Dat verklaart ook de volgende passage van Aerdt Houben in een interview met het Financieel Dagblad.

Rond de oprichting van de Nederlandsche Bank in 1814 werd goud gekoppeld aan de bankbiljetten. ‘Waardeloze’ stukjes papier werden vertrouwd omdat de centrale bank goud onder de grond had liggen.

Door de koersstijging van goud hebben we de feitelijke waarde die de bankbiljetten in Nederland vertegenwoordigen, nagenoeg in bezit in goud.

Op dit onderdeel verschilt de ECB fundamenteel van de Federal Reserve. De Amerikaanse centrale bank bezit slechts goudcertificaten, die bovendien nog steeds gewaardeerd worden tegen een historische koers van $42,22 per troy ounce. Deze certificaten worden niet meer waard bij een stijging van de goudprijs, in tegenstelling tot de goudvoorraad van de ECB en van andere centrale banken die hun edelmetaal waarderen tegen de actuele marktprijs. Interessant detail: Ook China en Rusland gebruiken de waarderingsmethode van de ECB.

Euro is niet gekoppeld aan goud

Euro ontkoppeld van de natiestaat

Met de komst van de euro hebben alle lidstaten hun monetaire soevereiniteit overgedragen naar een onafhankelijke centrale bank voor alle landen. Dat betekent dat landen hun begrotingstekorten en schulden niet langer kunnen verdoezelen door de munt te devalueren of door een eigen centrale bank opdracht te geven geld bij te drukken.

Zou een land als Griekenland, Spanje of Italië een eigen munt hebben, dan was het heel aantrekkelijk geweest om de munt te devalueren of om de eigen centrale bank de opdracht te geven de geldpers aan te zetten. Het feit dat landen dat binnen de eurozone dat niet meer kunnen maakt de staatsobligaties van de lidstaten meer risicovol en de euro als munt juist minder risicovol. De ECB voorkomt immers dat politici in de verschillende lidstaten voor hun eigen gewin de waarde van het geld kunnen uithollen.

In een recente toespraak in Cambridge legde ECB bestuurslid Benoit Coeuré uit wat dit betekent.

In de meeste ontwikkelde economieën, en ook in de meeste macro-economische modellen, worden staatsobligaties altijd als veilig gezien. Er is in feite een volledige consolidatie tussen de balans van de centrale bank en die van de fiscale autoriteit, waardoor staatsschuld in nominale termen altijd risicovrij is. De centrale bank kan altijd garanderen dat er in cash terugbetaald wordt. Daarom kleeft er geen kredietrisico aan staatsobligaties, ook al dragen ze het risico van inflatie als de centrale bank door de overheid onder druk wordt gezet om inflatoire tekorten te financieren.

In de Eurozone geldt echter niet dezelfde relatie. Er is één centrale bank en er zijn negentien verschillende fiscale autoriteiten en de lidstaten zijn niet verantwoordelijke voor elkaars schulden. De ECB heeft – om goede redenen – een verbod op ‘monetaire financiering’, dat is het rechtstreeks opkopen van schulden of het rechtstreeks geld uitlenen aan overheden.

Hiermee is verzekerd dat fiscale overdrachten niet kunnen plaatsvinden via de centrale bank. Ook voorkom je op deze manier fiscale dominantie over het monetaire beleid, wat het nastreven van prijsstabiliteit ondermijnt. Het betekent ook dat staatsobligaties van landen uit de Eurozone in bepaalde opzichten equivalent zijn aan andere obligaties van niet-overheden, omdat de verschillende fiscale autoriteiten en de centrale banken niet geconsolideerd kunnen worden in één federale balans.

Duitse en Griekse staatsobligaties worden door geen enkele Europese autoriteit gegarandeerd, net zoals obligaties die door Californië of Arkansas zijn uitgegeven niet door de federale overheid of door de Federal Reserve gegarandeerd worden. Daarmee zijn staatsobligaties in de Eurozone blootgesteld aan een kredietrisico dat andere ontwikkelde economieën [met een eigen centrale bank] niet hebben.

En dit is met opzet gedaan. De constructie van de Eurozone – het verbod op monetaire financiering in het EU verdrag, de no-bailout clausule – is opzettelijk bedoeld om de financiële markten aan te moedigen een onderscheid te maken tussen de verschillende landen in de Eurozone, op basis van de fiscale houdbaarheid van hun beleid. Het idee hierachter is dat marktdiscipline de acties van overheden voortdurend zal beoordelen, wat uiteindelijk zal leiden tot een beter beleid.

Net zoals bij de verschillende staten in de VS met hun begrotingsregels is de mogelijkheid dat schuldeisers verliezen lijden cruciaal om geloofwaardigheid te geven aan het fiscale raamwerk. In andere woorden: Het is belangrijk dat staatsobligaties niet ‘te veilig’ zijn in de eurozone (lees: dat er geen risico is van een default), omdat anders de volledige verantwoordelijkheid voor een duurzaam fiscaal beleid komt te liggen in fiscale regels. Regels waarvan de geschiedenis heeft aangetoond dat ze niet geloofwaardig zijn of waarvan men verwacht dat de centrale bank uiteindelijk de overheden te hulp zal schieten. En dat is in het Europese verdrag expliciet verboden.

Benoit Coeuré maakt hier een interessante vergelijking tussen de lidstaten van de Eurozone en de verschillende staten in de VS. Beide hebben geen eigen centrale bank en kunnen dus niet de geldpers aanzetten om de tekorten te financieren.

Dat betekent ook dat Europese landen, net als de verschillende Amerikaanse staten, in het slechtste geval hun schulden niet kunnen betalen en in ‘default’ kunnen treden. Dat betekent ook dat staatsobligaties van de lidstaten van de Eurozone geen risicovrije assets zijn zoals staatsobligaties van landen die wél een eigen centrale bank hebben.

Een land als Griekenland kan binnen de Eurozone in ‘default’ gaan, zonder dat de waarde van de euro daardoor ter discussie komt te staan. Vergelijk het met het faillissement van de Amerikaanse staat Detroit. Die gebruikt nog steeds dollars en kan gewoon weer geld lenen door nieuwe obligaties uit te schrijven.

Juist dit gegeven maakt de euro als munt sterk. Zo lang de verdragen gerespecteerd worden zal de ECB de stabiliteit van de euro niet opofferen om de veiligheid van staatsobligaties te garanderen. De euro blijft op veilige afstand van spilzuchtige politici en dat maakt de munt sterk. Niet alleen binnen de Eurozone, maar ook daarbuiten.

Bron: Marketupdate

Goud is geen geld!

Hoe vaak horen we ‘goldbugs’ roepen dat goud geld is. Of dat goud weer geld zou moeten zijn, bijvoorbeeld door de waarde van geld weer te koppelen aan een vaste hoeveelheid goud. Dit soort sentimenten zijn kenmerkend voor een tijd waarin centrale banken vrijwel onbeperkt liquiditeit kunnen verstrekken en waarin banken voor vele miljarden overeind gehouden worden. Toch zitten de goldbugs ernaast als ze denken dat de monetaire problemen de wereld uit zijn als goud weer geld is…

Goudstandaard

Het idee van een koppeling van geld aan goud kent een groot aantal prominente aanhangers. Mensen als Ron Paul, Mike Maloney, Peter Schiff en tal van anderen zijn bij de goldbugs populair om hun visie op goud. Geïnspireerd door de Oostenrijkse economische school zetten zij zich af tegen de Keynesiaanse stroming en pleiten ze voor een terugkeer van geld met intrinsieke waarde. Pas als het geld weer gedekt is door iets van waarde zal de macht van overheden en banken beperkt worden.

Door een goudwisselstandaard in het leven te roepen zou er een einde komen aan het fractioneel bankieren en zouden overheden gedwongen worden om hun begroting op orde te maken. Kostbare oorlogen zouden onder een goudstandaard niet gevoerd kunnen worden, of in elk geval minder lang kunnen duren. Een goudstandaard disciplineert banken en overheden, aldus de voorstanders.

Bretton Woods

Het falen van het Bretton-Woods systeem bewijst dat een koppeling van geld aan goud vroeg of laat spaak loopt. De Amerikanen beloofden na de Tweede Wereldoorlog een dollar ‘as good as gold’. Amerikaanse staatsobligaties werden vanaf dat moment op gelijke voet gezet met goud als reserve voor centrale banken. Daarnaast bleef de dollar inwisselbaar voor goud tegen een koers van $35 per troy ounce.

Het Bretton-Woods systeem met een indirecte gouddekking bleek geen rem te zetten op de kredietgroei. Amerika kon schulden blijven maken, omdat andere landen hun dollars weer uitleenden aan de VS. De schuldverplichtingen van Amerika stapelden zich op in de rest van de wereld, terwijl de dollar nog steeds dezelfde koopkracht had in termen van goud. Het duurde dan ook niet lang voordat het buitenland (Frankrijk voorop, later volgde ook Nederland) dollarreserves begon in te wisselen voor goud. Binnen een paar jaar werd duidelijk dat de Amerika haar belofte van een dollar ‘as good as gold’ niet waar kon maken. Het goudloket werd in 1971 gesloten, omdat de VS anders in no-time door de resterende ~8.100 ton goud heen zou raken.

De enige manier om een koppeling van de munt aan goud te garanderen is door continu goud te kopen of (veel vaker) te verkopen. De omvang van de goudvoorraad en de prijs waartegen goud gekoppeld wordt kan alleen bepalen hoe lang het duurt voordat al het goud verkocht is, maar een andere uitkomst kan niet verwacht worden.

Goud is waardevol

Laat er geen misverstand over bestaan als ik zeg dat goud geen geld is. Goud is een waardevol bezit! Het edelmetaal is schaars, het vergaat niet, het is goed te bewerken en het blijft eeuwig in circulatie. Daar komt bij dat goud zeer liquide is, omdat het zonder waardeverlies opgedeeld kan worden in kleinere stukjes en omdat het voor een relatief beperkte omvang veel waarde heeft.

De gedachte dat goud geld zou moeten zijn is te herleiden tot een heel ver verleden, waarin goud (en zilver) gebruikt werden als een soort betaalmiddel. De stukken goud en zilver werden later in gestandaardiseerde gewichten geslagen, met als doel de handel te bevorderen. Omdat men kon vertrouwen op bepaalde goudsmeden werden gouden en zilveren muntstukken gemakkelijker geaccepteerd dan ongeslagen stukken edelmetaal.

Het was de eerste stap naar geld op basis van vertrouwen. Door munten met een gestandaardiseerd gewicht te produceren konden handelaren sneller transacties uitvoeren, zonder eerst alle goudstukken te wegen en op echtheid te controleren.

Het gebruik van gouden en zilveren munten bleef een veredelde vorm van ruilhandel. Er vond een directe ruil plaats van bezittingen (goud, zilver) voor bezittingen (grond, vee, meubels, gereedschappen, enz) of diensten (arbeid).

Geld is krediet

Naarmate de tijd vorderde kwam men erachter dat het veel handiger was om schuldbewijzen te gebruiken in plaats van de gouden muntstukken. Banken ontstonden toen de goudsmeden ongedekte goudcertificaten verstrekten aan klanten, waardepapieren die niet gedekt waren door goud in de kluis.

Dit was het kantelpunt waarop geld als bezit (fysiek edelmetaal) veranderde in geld als schuld (krediet). Niet langer werd de waarde van geld bepaald door de intrinsieke waarde, maar door het vertrouwen van de samenleving in de centrale bank en in de kredietverlenende instanties.

Het geldsysteem evolueerde van veredelde ruilhandel naar een boekhoudkundig systeem, waarin geld een middel werd om de uitwisseling van goederen en diensten in de reële economie bij te houden. Zie het als een groot scorebord.

Geld werd een claim op productiviteit in de werkelijke economie, een claim die gegarandeerd wordt door de centrale bank. Het is om die reden dat er een handtekening van de centralebankpresident op ieder eurobiljet staat. Geld is niets meer dan de vertegenwoordiging van een sociaal contract, zoals Duisenberg beschreef in een toespraak uit 2002. Hij zij het volgende over geld:

“We bieden onze arbeid aan in ruil voor geld, dat in zichzelf geen waarde heeft. We doen dit alleen omdat we erop vertrouwen dat we dat geld kunnen gebruiken voor de uitwisseling van goederen en diensten. Dit feit zegt op zichzelf al veel over het vertrouwen dat we leggen in het geld. En het zegt nog meer over het vertrouwen dat wij als mensen in elkaar hebben. Vandaar dat geld, in essentie, een sociaal contract is.“

Ook FOFOA beschrijft geld als een boekhoudkundig systeem, dat gesymboliseerd wordt door munten en bankbiljetten die vrijwel geen intrinsieke waarde hebben. Hij zei er onlangs het volgende over in dit artikel:

“Transactional currency is simply a notional, purely symbolic token medium of exchange, much more replaceable, resource-efficient and environmentally friendly than mining stupid metals for stupid coins.”

Goud is geen geld

Vandaag de dag is geld een vorm van krediet, dat door banken gecreëerd kan worden naargelang de behoefte vanuit de samenleving. Het voornaamste doel van geld is om de stroom van goederen en diensten door de economie te stroomlijnen. Geld is een ruilmiddel en rekenmiddel bij uitstek, want voor het betalingsverkeer zijn euro’s oneindig veel handiger dan gouden en zilveren muntstukken.

Goud is veel nuttiger als het gebruikt wordt als een soort tegenpool van geld, één die compenseert voor het waardeverlies van valuta. Het is daarom ook geen toeval dat goud tegenover geld staat op de balans van de centrale bank (zie weekstaat ECB). Goud is de belangrijkste bezitting van centrale banken, terwijl geld in omloop aan de passiva zijde van de balans staat.

Door goud en geld uit elkaar te houden kan de groei van de geldhoeveelheid opgevangen worden met een stijging van de goudwaarde. Het spanningsveld dat een koppeling van goud aan geld creëert wordt verholpen door niet langer een koppeling van goud aan geld na te streven.

Goud als spaarmiddel

Zoals euro’s het meest nuttig zijn als betaalmiddel en rekenmiddel, zo is goud het meest nuttig als spaarmiddel. Fysiek goud heeft alle wenselijke eigenschappen voor iedereen die vermogen voor een langere periode opzij wil zetten. Goud kent geen tegenpartij risico en behoudt zijn vermogen ook ten tijde van een valutacrisis. Het bezit van goud wordt aangemoedigd in Europa, doordat het geheel is vrijgesteld van btw. Blijkbaar is daar goed over nagedacht toen de Europese muntunie werd opgericht…

Bron: Marketupdate